Abraham, Boek der Oprechte, Hoofdstuk 11

Abraham vernietigd de afgodsbeelden van zijn vader!

14. Abram kende de Heer, en hij wandelde in Zijn wegen en volgens Zijn voorschriften en de Heer zijn God was met hem.
15. Zijn vader Terach was in die dagen nog steeds aanvoerder van koning Nimrods leger, en hij diende nog steeds vreemde goden.
16. Abram kwam in zijn vaders huis en zag daar twaalf goden staan in hun tempels, en Abrams toorn ontbrandde toen hij deze beelden zag in zijn vaders huis.
17. Abram zei: Omdat de Heer leeft daarom zullen deze beelden niet in mijn vaders huis blijven; zo zal de Heer die mij schiep met mij doen, als ik ze niet allen binnen drie dagen zal verbreken.
18. Abram ging van hen weg, en zijn toorn brandde in hem. En Abram haastte zich uit de kamer naar zijn vaders buitenhof, en hij vond zijn vader zittend in de hof, en al zijn dienaren met hem, en Abram kwam en zat voor hem.
19. Abram vroeg aan zijn vader, zeggende: Vader, zeg mij waar is God die hemel en aarde schiep, en al de zonen der mensen op Aarde, en die u en mij schiep? En Terach antwoordde zijn zoon Abram en zei: Zie zij die ons schiepen zijn allen bij ons in huis.
20. Abram zei tot zijn vader: Mijn heer toon ze mij bid ik u. En Terach bracht zijn zoon Abram in een kamer van de binnenste hof, en Abram keek, en zie de kamer was vol goden van hout en steen, 12 grote en talloze kleinere.
21. Terach zei tot zijn zoon, zie dit zijn de goden die u en mij en het hele mensdom en alles wat op aarde is schiepen.
22. Terach boog neer voor zijn goden en ging toen van hen weg, en Abram ging met hem mee weg.
23. Toen Abram van hen was weggegaan, ging hij naar zijn moeder en zat voor haar, en hij zei tot zijn moeder: Zie mijn vader heeft mij getoond wie hemel en aarde maakte, en al de zonen der mensen. Haast u daarom en neem een jonge geit uit de kudde en bereid daarvan een heerlijk maal dat ik naar mijn vaders goden kan brengen als een offer voor hen om op te eten misschien word ik daardoor welkom voor hen.
25. En zijn moeder deed aldus, en zij nam een jonge geit, en bereidde daarvan een smakelijk maal, en bracht het naar Abram, en Abram nam het heerlijke maal van zijn moeder en bracht het tot zijn vaders goden, en hij bracht het dicht bij hen zodat zij zouden kunnen eten; en zijn vader Terach wist er niets van.
26. Abram zag op de dag dat hij bij hen zat dat zij geen stem hadden, geen gehoor, geen beweging, en niet een van hen kon zijn hand uitstrekken om te eten.
27. Abram bespotte hen, en zei: Zeker, het heerlijke maal dat ik bereidde heeft hen niet behaagd, of misschien was het te weinig voor hen, en wilden zij daarom niet eten; daarom wil ik morgen een vers smakelijk maal bereiden, beter en overvloediger dan dit, opdat ik er resultaat van zie.
28. En het was op de volgende dag dat Abram zijn moeder instrueerde over het heerlijke maal, en zijn moeder stond op en nam drie mooie jonge geiten uit de kudde, en zij bereidde daarvan een fantastisch heerlijk maal, waarvan haar zoon veel hield, en zij gaf het aan haar zoon Abram; en zijn vader Terach wist er niets van.
29. Abram nam het heerlijke maal van zijn moeder, en bracht het tot zijn vaders goden in de kamer en hij bracht het dicht bij hen zodat zij zouden kunnen eten, en hij plaatste het voor hen, en Abram zat de gehele dag voor hen, denkend dat zij misschien zouden eten.
30. Abram bekeek hen, en zie zij hadden noch een stem, noch gehoor, noch stak een van hen zijn hand uit naar het maal om te eten.

31. In de avond van die dag in dat huis toen was Abram vervuld met de Geest Gods.
32. En hij riep uit en zei: Wee mijn vader en dit boosaardig geslacht, wier harten allen zijn geneigd naar ijdelheid, die deze afgodsbeelden van hout en steen dienen die noch kunnen eten, ruiken, horen noch spreken, die monden hebben die niet kunnen spreken, ogen die niet kunnen zien, oren die niet kunnen horen, handen die niet kunnen voelen, en benen die niet kunnen lopen; en gelijk hen zijn zij die hen maakten en die daarin vertrouwen.

33. Toen Abram al deze dingen zag ontbrandde zijn toom tegen zijn vader, en hij nam haastig een bijl in zijn hand en kwam in de kamer der goden, en hij maakte al zijn vaders goden kapot.
34. Toen hij klaar was met het kapotmaken der beelden, toen plaatste hij de bijl in de hand van de grote god die voor hen stond, en hij ging uit; en zijn vader Terach kwam thuis, want hij had bij de deur het geluid gehoord van de slagen met de bijl daarom kwam Terach in huis om te weten wat er gaande was.
35. Terach, die het geluid had gehoord van de bijl in de kamer der beelden, rende naar de kamer met de beelden, en hij kwam Abram tegen die eruit liep.
36. Terach kwam de kamer binnen en vond al de beelden op de grond gevallen en verbroken, en de bijl in de hand van de grootste die niet was verbroken, en het heerlijke maal dat zijn zoon Abram had gemaakt stond nog steeds voor hen.
37. Toen Terach dit zag, werd hij zeer boos, en hij haastte zich uit de kamer naar Abram.
38. Hij vond zijn zoon Abram nog in huis zittend en hij zei tot hem: Wat heeft dit te betekenen wat gij met mijn goden hebt gedaan?
39. En Abram antwoordde zijn vader Terach en hij zei: Neen mijn heer, want ik bracht een heerlijk maal voor hen, en toen ik dichtbij hen kwam met het maal opdat zij zouden kunnen eten, toen strekten zij plotseling allen hun handen uit om te eten voordat de grote zijn handen had uitgestoken om te eten.
40. De grote zag wat zij gedaan hadden voor hem, en zijn toorn ontbrandde hevig tegen hen, en hij ging en nam de bijl die in huis was en kwam tot hen en verbrak ze allen, en zie de bijl is nu in zijn hand zoals gij ziet.
41. Terachs toorn ontbrandde tegen zijn zoon Abram toen deze dit zei; en Terach zei tot zijn zoon Abram in zijn boosheid: Wat is dit voor een verhaal dat gij mij vertelt? Gij vertelt mij leugens.
42. Is er in deze goden geest, ziel of kracht om alles te doen wat gij mij vertelde? Zijn zij niet van hout en steen, en heb ik ze niet zelf gemaakt, en kunt gij zulke leugens vertellen, zeggende dat de grote god die bij hen was hen sloeg? Gij zijt het die de bijl in zijn handen plaatste, en toen zei dat hij hen allen sloeg.
43. Abram antwoordde zijn vader en zei tot hem: En hoe kunt gij dan deze beelden dienen waarin geen kracht is om iets te doen? Kunnen deze beelden waarin gij vertrouwt u bevrijden? Kunnen zij uw gebeden horen wanneer gij tot hen roept? Kunnen zij u bevrijden uit de handen uwer vijanden, of zullen zij voor u strijden in uw veldslagen tegen uw vijanden? Dat gij goden van hout en steen zou dienen die noch kunnen horen noch spreken?
44. En nu zeker is het niet goed voor u, noch voor de zonen der mensen die met u zijn verbonden, om deze dingen te doen; zijt gij zo onnozel, zo dwaas of zo slecht van begrip dat gij hout en steen wilt dienen, en op deze manier doet?

45. En de Heer God vergeten die hemel en aarde maakte, en die u op Aarde schiep, en daarbij uw ziel belast met een groot kwaad in deze zaak door steen en hout te dienen?



Abraham, Book of Jasher Chapter 11

Abraham destroys his father's idols!

14. Abram knew the Lord, and he walked in His ways and according to His precepts, and the Lord his God was with him.
15. His father Terah was still in those days' commander of king Nimrod's army, and he still served strange gods.
16 And Abram came into his father's house and saw twelve gods standing there in their temples, and Abram's anger was kindled when he saw these images in his father's house.
17. Abram said: Because the Lord lives, therefore these images shall not abide in my father's house; so will the Lord who created me do to me, unless I break them all in three days.
18 And Abram departed from them, and his wrath burned within him. And Abram hastened out of the room to his father's outer court, and he found his father sitting in the garden, and all his servants with him, and Abram came and sat before him.
19. Abram asked his father, saying: Father, tell me where is God who created heaven and earth, and all the sons of men on the earth, and who created you and me? And Terah answered Abram his son, and said, Behold, they that created us are all in our house with us.
20. Abram said to his father: My lord shows them to me I pray thee. And Terah brought Abram his son into a room of the innermost garden, and Abram looked, and behold, the room was full of gods of wood and stone, 12 great and innumerable lesser.
21. Terah said to his son, behold, these are the gods who created you and me and all mankind and all that is on the earth.
22. Terah bowed down to his gods and then departed from them, and Abram went away with him.
23. When Abram had departed from them, he went to his mother and sat before her, and he said to his mother: Behold, my father hath shewed me who made heaven and earth, and all the sons of men. Therefore, make haste, take a young goat from the herd, and prepare from it a delicious meal that I may bring to my father's gods as an offering for them to eat, by doing so I may become welcome to them.
25. And his mother did thus, and she took a young goat, and prepared of it a tasty meal, and brought it to Abram, and Abram took the fine meal from his mother, and brought it to his father's gods, and he brought it near them that they might eat; and his father Terah knew nothing of it.
26 And Abram saw in the day that he sat with them that they had no voice, no hearing, no movement, and not one of them could stretch out his hand to eat.
27. Abram mocked them, and said: Surely the fine meal which I prepared did not please them, or perhaps it was too little for them, and therefore they would not eat; therefore, tomorrow I will prepare a fresh tasty meal, better and more abundant than this, that I may see the result of it.
28. And it was on the next day that Abram instructed his mother about the delicious meal, and his mother arose and took three beautiful young goats from the flock, and she prepared therefrom a wonderfully delicious meal, which her son loved, and she gave it to her son Abram; and his father Terah knew nothing of it.

29 And Abram took the feast of his mother and brought it to his father's gods in the room, and he brought it near them that they might eat, and he set it before them, and Abram sat before them all day, thinking that they might eat.
30 And Abram looked at them, and behold they had neither a voice nor hearing, nor did any of them stretch out his hand to the meal to eat.

31. In the evening of that day in that house Abram was filled with the Spirit of God.
32. And he cried out and said: Woe to my father and to this wicked generation, whose hearts are all bent to vanity, who serve these idols of wood and stone who can neither eat nor smell nor hear nor speak, who have mouths that cannot speaking, eyes that cannot see, ears that cannot hear, hands that cannot feel, and legs that cannot walk; and like them are they that made them, and they trust in them.

33. When Abram saw all these things, his anger was kindled against his father, and he hastily took an ax in his hand, and came into the chamber of the gods, and he destroyed all his father's gods.
34. When he had finished destroying the images, then he placed the ax in the hand of the great god who stood before them, and he went out; and Terah his father came home, for he had heard at the door the sound of the blows of the axe, therefore Terah came into the house to know what was going on.
35. Terah, having heard the sound of the ax in the room of the images, ran to the room of the images, and he met Abram walking out of it.
36. Terah entered the room and found all the images fallen to the ground and broken, and the ax in the hand of the greatest that was not broken, and the delicious meal that his son Abram had made still stood before them.
37. When Terah saw this, he became very angry, and hastened out of the room to Abram.
38. He found his son Abram still sitting in the house, and he said to him, what is this that you have done to my gods?
39. And Abram answered Terah his father, and he said, Nay, my lord, for I brought them a delicious meal, and when I came near them with the meal that they might eat, then suddenly they all stretched out their hands to eat before the great one reached out to eat.

40 And the great saw what they had done for him, and his anger was kindled against them, and he went and took the ax that was in the house, and came to them and broke them all, and behold the ax is now in his hand as you see.
41. Terah's anger was kindled against his son Abram when he said this; and Terah said to his son Abram in his anger, what is this tale which thou tellest me? You tell me lies.
42. Is there in these gods spirit, soul, or power to do all that thou told me? Are they not of wood and stone, and have I not made them myself, and canst thou tell such lies, saying that the great god who was with them smote them? It is thou who placed the ax in his hands, and then said he smote them all.
43. Abram answered his father and said unto him: And how then can ye serve these images wherein there is no power to do anything? Can these images in which you trust set you free? Can they hear your prayers when you cry out to them? Can they deliver you from the hands of your enemies, or will they fight for you in your battles against your enemies? That you should serve gods of wood and stone who can neither hear nor speak?
44. And now surely it is not good for you, nor for the sons of men who are confederate with you, to do these things; art thou so ignorant, so foolish, or so ignorant that thou wilt serve wood and stone, and do so?

45. And forget the Lord God who made heaven and earth, and who created you on the earth, and thereby burdened your soul with a great evil in this matter by serving stone and wood?